Rijksmiddelen Duurzaamheid & Energietransitie
De gemeente heeft met de instelling van de bestemmingsreserve Duurzaamheid en energietransitie een goede mogelijkheid geschapen om forse eerste stappen te zetten in de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Het daarvoor beschikbaar gestelde bedrag van 46 miljoen is echter gelet op de uitdaging en de prominente regierol die de gemeente, gedurende 30 jaar, daarin heeft niet toereikend. De opgave waarvoor gemeenten staan kan derhalve niet zonder extra financiële steun van het Rijk worden waargemaakt. Daartoe is landelijk geïnventariseerd met welke uitvoeringskosten lagere overheden rekening moeten houden. De mate waarin het Rijk voornemens is met extra middelen de gemeenten te ondersteunen en faciliteren is echter nog onduidelijk. Naar verwachting neemt een nieuw kabinet daarover op zijn vroegst in 2022 een besluit. De verwachting is, dat dankzij de bestemmingsreserve de (financiële risico’s) voor de komende jaren beperkt zullen zijn, zeker als het Rijk lokale overheden in de uitvoeringskosten compenseert.
Algemene kostenontwikkeling beheer- en onderhoud openbare ruimte
Verwacht wordt dat een aantal relevante ontwikkelingen de komende jaren invloed hebben op de beheer- en onderhoudslasten van de openbare ruimte. Te denken valt bijvoorbeeld aan:
- De bouwsteen Groene woongemeente, waar het groene karakter een kernkwaliteit is en uitgangspunt/kader vormt voor het behoud van een aantrekkelijke leefomgeving
- Invloed van de klimaatverandering, die om een aangepaste inrichting van de openbare ruimte vraagt, zoals bijvoorbeeld een grotere diversiteit aan groen.
- Groen speelt namelijk een belangrijke rol bij klimaatadaptatie, het tegengaan van hittestress en het bufferen van water.
- Burgerparticipatie, waarbij zoveel mogelijk aangesloten wordt bij de wensen en mogelijkheden van inwoners, voor zover deze binnen de gestelde kaders kunnen worden meegenomen.
Bovengenoemde factoren vragen om hierop ingestelde, en waar nodig aangepaste, beheer- en onderhoudsplannen. Dat betekent vervolgens, zowel in voorbereiding als uitvoering hiervan, extra inzet van benodigde middelen dan nu begroot is. Op dit moment worden bij actualisatie van het beheer- en onderhoudsplan civiele constructies en beschoeiingen 2022-2026 de financiële consequenties inzichtelijk gemaakt. Deze zullen dan bij de meerjarenbegroting worden opgenomen, dan wel via een separaat raadsvoorstel aan de raad worden voorgelegd.
Invoering Omgevingswet
De invoering van de Omgevingswet (1 januari 2023) heeft gevolgen voor de begroting van volgend jaar. Momenteel wordt geïnventariseerd wat de financiële consequenties ten aanzien van transformatiekosten en structurele baten en lasten zullen zijn. Transformatiekosten zijn de kosten die de overgang van de huidige omgevingsrechtssystematiek naar de Omgevingswet met zich meebrengen.
De financiële consequenties zijn niet eenvoudig in te schatten omdat:
- er sprake is van een grote complexiteit en activiteiten die afdelingsoverstijgend zijn
- de bestaande lokale situatie ten aanzien van informatievoorziening en digitalisering van grote invloed is op de transformatie-opgave
- de gewenste ontwikkeling en gekozen inrichtingsvarianten voor de Omgevingswet veel gevolgen heeft voor het personeel en een grote impact heeft op de verandering in werkwijzen
- het huidige dienstverleningsniveau en de ambitie daarop een lokale afweging is die gevolgen heeft voor de effecten van dienstverlening op de transformatiekosten.
Er zijn dus afhankelijkheden in besluitvorming hierover, waardoor een concrete kostenraming bemoeilijkt wordt. De organisatie tracht hiervan, met handreikingen van de VNG, bij de begroting een beeld te kunnen schetsen. Vooralsnog wordt voorzien dat dit extra kosten met zich mee zal brengen. Een deel van deze kosten zal incidenteel zijn (transformatiekosten). Oorspronkelijk was de verwachting dat deze Stelselwijziging budgetneutraal zou verlopen. In de loop der jaren is het beeld hiervan echter ongunstig bijgesteld: de mogelijke baten in de operatie van de Omgevingswet lijken vooralsnog niet op te wegen tegen de structurele hogere lasten aan de informatievoorzieningskant.
Toekomstige beheer- en onderhoudslasten openbare ruimte
In de nabije toekomst wordt openbaar gebied opgeleverd en overgedragen aan afdeling Stadsbeheer, die ervoor zorg draagt dat het toekomstig beheer en onderhoud hiervan in de planning wordt opgenomen. Een voorbeeld is de Bosrand uit het project Vlietvoorde dat in 2022 wordt opgeleverd. Bij de overdracht wordt normaliter rekening gehouden met een bedrag per woning die verwerkt worden in de begroting. Omdat bij deze deelgebieden de verhouding bebouwing en openbare ruimte anders is dan gemiddeld, bestaat de kans dat de beheer- en onderhoudskosten hoger zullen zijn dan de eerdere ramingen. Op dit moment wordt berekend welke financiële consequenties dit heeft. Deze zullen dan bij de meerjarenbegroting worden opgenomen.